Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar Mijn volk [30]heeft Mijn stem niet gehoord; en Israel heeft Mijner niet gewild. 30. Dat is, het is tot mij zo ijverig en zo getrouw niet geneigd geweest, als dat wel zou betaamd hebben; hetwelk daaraan gebleken is, als het zich straks, nadat Ik het mijne wetten en geboden gegeven had, een gouden kalf gemaakt heeft en jegens mij opgestaan is; Ex.32:2, enz., idem Richt.2:2, en Richt.4:1, en Richt.6:1, en Richt.8:27, en Richt.10:6, en Richt.13:1, en Richt.18:30.